In 2018 publiceerde het Intergouvernementeel Panel inzake Klimaatverandering (IPCC) van de VN een speciaal rapport over wat er nodig is om de opwarming van de aarde te beperken tot 1,5 graad boven het pre-industriële niveau. De conclusie van het rapport luidt dat de wereldwijde emissie (uitstoot) tegen 2030 gehalveerd moet zijn en halverwege de eeuw tot nul moet dalen. Dit komt neer op een zeer ingrijpende ombuiging van de koers waarop onze beschaving zich bevindt. Op dit moment ligt er nog geen plan klaar om een dergelijke ommekeer te bewerkstelligen. De verbintenissen die de ondertekenaars van het klimaatakkoord van Parijs in 2015 op vrijwillige basis zijn aangegaan, leiden niet tot een absolute vermindering van de wereldwijde emissie. Ze zetten ons juist op een pad naar een opwarming van 3,4 graden tegen het einde van de eeuw. Dat is een forse overschrijding van de grenswaarden van 1,5 en 2 graden waaraan men zich in het akkoord van Parijs heeft verbonden.
De belangrijkste reden hiervoor is dat door de verwachte economische groei de vraag naar energie zodanig wordt opgestuwd, dat de uitrol van schone energiecapaciteit die lastig zal kunnen bijbenen.* Dit is echt een probleem voor deze tijd. In 2018 produceerde de wereld 8 miljard megawattuur per jaar meer schone energie dan in 2000. Dat is een aanzienlijke toename. Maar in dezelfde periode is de energievraag met 48 miljard megawattuur gestegen. Met andere woorden, de nieuwe capaciteit voor duurzame energie dekt slechts 16 procent van de nieuwe vraag. Het is dan technisch wel mogelijk om de opwekking van schone energie op te schalen om aan de totale wereldwijde energievraag te voldoen.* Maar het is de vraag of het ons zal lukken om dit snel genoeg te doen om binnen het koolstofbudget van 1,5 of 2 graden opwarming te blijven en tegelijk de wereldeconomie in het gebruikelijke tempo te laten groeien.
We kunnen deze vraag beoordelen door te kijken naar de snelheid waarmee de ontkoling (decarbonization) plaats zal moeten vinden. Als we ervan uitgaan dat het mondiale bbp met een goede 3 procent per jaar blijft groeien (het gemiddelde van 2010-2018), dan moet de wereldeconomie om de grens van 1,5 graad te halen jaarlijks 10,5 procent minder kooldioxide uitstoten. Mikken we op een maximale stijging van 2 graden, dan moeten we per jaar 7,3 procent minder kooldioxide uitstoten. Vertraagt de groei en stijgt het mondiale bbp slechts met 2,1 procent per jaar (zoals PriceWaterhouseCoopers voorspelt), dan moet de wereldeconomie voor 1,5 graad nog altijd met 9,6 procent per jaar ontkolen en voor 2 graden met 6,4 procent. Al deze doelstellingen gaan aanzienlijk verder dan wat de bestaande empirische modellen haalbaar achten.*
Ik geef een paar van zulke modellen als voorbeeld: Schandl en collega’s geven aan dat, ook onder zeer optimistische beleidsvoorwaarden, de ontkoling bij maximaal 3 procent per jaar zal stranden.* En het C-ROADS Tool (ontwikkeld door Climate Interactive en de MIT Sloan School of Management) voorziet in een ontkoling van maximaal 4 procent per jaar, maar dan wel onder het agressiefst mogelijke reductiebeleid: hoge subsidies voor duurzame energie en kernenergie, plus hoge belastingen op olie, gas en steenkool. In een recente evaluatie van bestaand onderzoek stellen Holz en collega’s* vast dat het tempo van ontkoling dat nodig is om de doelstellingen van Parijs te halen ‘ver buiten het bereik ligt van wat momenteel op basis van historisch bewijs en standaardmodellen haalbaar wordt geacht.’
Economische groei en een leefbare planeet gaan dus niet samen – of toch wel?