Het idee van ontgroeien werd voor het eerst verwoord aan het begin van de 21ste eeuw door ecologische economen en theoretici die zich met ‘post-ontwikkeling’ bezighouden.* De laatste jaren dringt het idee tot een groter publiek door en is het zelfs in verschillende populaire media besproken. Het doel van ontgroeien is om de materiaal- en energiedoorvoer in de wereldeconomie af te bouwen, en dan vooral in de landen met hoge inkomens en een hoog consumptieniveau per hoofd van de bevolking. Het idee is om dit doel te bereiken door de hoeveelheid afval terug te dringen en door de sectoren van de economie in te krimpen die een verwoestende impact op ecosystemen hebben en weinig of geen sociaal nut bieden (zoals marketing, en de productie van goederen als suv’s, rundvlees en kunststoffen voor eenmalig gebruik, en de winning van fossiele brandstoffen, enzovoort).
Wetenschappers die zich met de ontgroei-these bezighouden, zien ook wel dat een vermindering van de totale doorvoer waarschijnlijk tot een daling van de totale economische activiteit zal leiden, zoals die door het bbp wordt gemeten. Er bestaat immers een historisch nauwe koppeling tussen doorvoer en productie.* Op het eerste gezicht is dit dus een nogal verontrustend vooruitzicht.
Economen en beleidsmakers hebben de gewoonte ontwikkeld om bbp-groei gelijk te stellen met menselijke vooruitgang en verbetering van het welzijn. Dan denk je al gauw dat een daling van het bbp noodzakelijkerwijs gelijk op loopt met een daling van het welzijn. Een teruglopend bbp klinkt immers als een recessie en recessies hebben een reeks kwalijke sociale gevolgen: bedrijven ontslaan werknemers, de werkloosheid neemt toe, en naarmate mensen hun baan verliezen zijn ze minder goed in staat om voor huisvesting, voedsel, gezondheidszorg, onderwijs en andere basisgoederen te betalen. Bovendien zijn staten, bedrijven en huishoudens tijdens een recessie minder goed bij machte hun schulden af te betalen, waardoor de kans op een financiële crisis toeneemt.
Een recessie is echter iets heel anders dan ontgroeien. Een recessie is een inkrimping van de bestaande economie (een economie die groei nodig heeft om stabiel te blijven), terwijl ontgroeien een verschuiving naar een ander soort economie vereist (een economie die om te beginnen al geen groei nodig heeft). De literatuur over ontgroeien stelt dat het mogelijk is om de totale economische activiteit in landen met een hoog inkomen te verminderen en tegelijkertijd de indicatoren voor menselijke ontwikkeling en welzijn op niveau te houden en zelfs te verbeteren.
Dit kan worden bereikt met een hele reeks samenhangende beleidshervormingen. Terwijl vuile en sociaal overbodige industrieën hun deuren sluiten en de economische activiteit krimpt, kunnen we werkeloosheid voorkomen door bijvoorbeeld de werkweek te verkorten en de noodzakelijke arbeid (in schonere, sociaal nuttiger sectoren) met een baangarantie te herverdelen. Een inkomensval als gevolg van arbeidstijdverkorting zouden we kunnen compenseren door het uurloon te verhogen met een loonbeleid dat een aanvaardbaar minimumloon garandeert. Er zou ook een universeel basisinkomen kunnen worden ingevoerd. Dat kan gefinancierd worden met belastingen op kooldioxide, vermogen, grondwaarde, grondstoffenwinning en bedrijfswinsten. Kleine bedrijven die geen aanzienlijk hogere uurlonen kunnen betalen, kunnen door zo’n basisinkomen juist worden beschermd. Dit beleid is modelmatig in kaart gebracht in de ontgroei-scenario’s van D’Allessandro en collega’s (2018) en door Victor (herziene editie 2019).*
Waar gelijkheid centraal staat volgt groei vanzelf.