Ontgroei, de inhoudsopgave (hyperlinks)
- 01 Verantwoording
- 02 Voorwoord
- 03 Inleiding
Deel I, Zienswijzen
- 1 Anti-utilitarisme
- 2 Bio-economie
- 3 Ecologische rechtvaardigheid
- 4 Maatschappelijk metabolisme
- 5 Stromingen van het milieudenken
- 6 Politieke ecologie
- 7 Ontwikkeling, kritiek op
- 8 Steady-state economie
Deel II, De kern
- 9 Autonomie
- 10 Bruto binnenlands product
- 11 Commons
- 12 Convivaliteit
- 13 Dematerialisatie
- 14 Denkbeeld, dekolonisatie van het
- 15 Dépense
- 16 Depolitisering ('het politieke')
- 17 Eenvoud
- 18 Emergie
- 19 Entropie
- 20 Geluk
- 21 Groei
- 22 Grondstofgrenzen
- 23 Jevons-paradox (reboundeffect)
- 24 Kapitalisme
- 25 Neomalthusianen
- 26 Piekolie
- 27 Ramppedagogie
- 28 Sociale grenzen vd groei
- 29 Vermarkting
- 30 Zorg
Deel III, De actie
- 31 Baanzekerheid
- 32 Back-to-the-landers
- 33 Basis- en maximuminkomen
- 34 Coöperaties
- 35 Digitale commons
- 36 Eco-gemeenschappen
- 37 Nieuwe economie
- 38 Geld, publiek gecreëerd
- 39 Gemeenschapsmunten
- 40 Indignados (occupy!)
- 41 Nutopisten
- 42 Ongehoorzaamheid
- 43 Post-normale wetenschap
- 44 Schuldaudits
- 45 Stadstuinen
- 46 Vakbonden
- 47 Werkverdeling
Deel IV, Allianties
Epiloog
dit is een persoonlijke samenvatting
Convivialiteit
Convivialiteit verwijst naar een samenleving, waarin iedereen zich prettig en thuis voelt en waarin iedereen op een geïntegreerde en gedeelde manier moderne hulpmiddelen gebruikt, zonder afhankelijk te zijn van specialisten die deze hulpmiddelen of instrumenten beheren. (aldus Ivan Illich)
Deze betekenis is ontleend aan het besef dat er bepaalde drempels van welzijn bestaan, die niet kunnen worden overschreden.
Voorbeeld: Als instellingen die te maken hebben met medicijnen, onderwijs en economie voorbij een bepaald punt groeien, veranderen de doelstellingen waarvoor ze oorspronkelijk werden ontworpen. Deze instellingen worden zo een bedreiging voor de maatschappij zelf.
De industrieel vervaardigde goederen garanderen een toenemende vrijheid voor de kopers/gebruikers. Maar feitelijk beperken ze de mogelijkheden van de mens, omdat de levering van deze goederen mensen berooft van de vrijheid om – buiten de markt om - zelf goederen te produceren of uit te wisselen. Daarmee wordt de vrijheid van mensen beperkt.
Met het omzetten van onze behoeften in handelswaren, scheppen nieuwe handelswaren nieuwe behoeftes (zie vermarkting). Dus de mate van welzijn loopt niet in de pas met een onevenredige toename in productie, maar gaat wel samen met een evenwicht in goederen en handelswaren, waarbij een relatie wordt gelegd tussen gebruik- en ruilwaarde. De vermarkting ontneemt mensen hun autonomie.
Een groeiende industrialisatie produceert gereedschappen en hulpmiddelen die schijnbaar onmisbaar zijn, maar die feitelijk de mensen in toenemende mate dwingt tot afhankelijkheid van grondstoffen, waardoor ze steeds harder moeten werken.
Mensvriendelijke gereedschappen zijn een voorwaarde voor de realisatie van autonomie, met name om het gebruik van hulpmiddelen en de vervulling van onze eigen behoeften te kunnen controleren.
Ivan Illich noemt snelwegen, vliegtuigen en (gestandaardiseerd) onderwijs als voorbeelden die niet-mensvriendelijk zijn. En de fiets, naaimachine, telefoon en radio als mensvriendelijk gereedschap.
Waar het om gaat is dat de maatschappij zorgt voor een evenwicht tussen de instrumenten/goederen, die ze produceert om aan de oorspronkelijke doelstelling te (blijven) voldoen en anderzijds hulpmiddelen die de vindingrijkheid en persoonlijke vervulling bevorderen.
Waar industriële productie op lange termijn gestandaardiseerd is, stimuleert mensvriendelijke productie persoonlijke creativiteit en innovatie (= vernieuwing ) in samenwerking met anderen. Ze maakt het mogelijk dat er ruimte is voor relaties, erkenning, plezier en een goed leven en vermindert daarmee de afhankelijkheid van het industriële, op consumptie gebaseerde systeem.