98 Van strenge versobering tot uitbundige dépense

dit is een persoonlijke samenvatting

Van strenge versobering tot uitbundige dépense

…neem de piano. De toetsen beginnen, de toetsen eindigen. Je weet dat er 88 van zijn… Ze zijn niet oneindig, jíj bent oneindig. Op die 88 toetsen is de muziek die je kunt maken oneindig... Maar zet je me daar op dat gangpad neer en rol je een toetsenbord met miljoenen toetsen uit ... dan komt er geen einde aan; dat toetsenbord is oneindig. Maar als dat toetsenbord oneindig is, is er geen muziek die je kunt spelen.

(Uit de film ‘La leggenda del pianisatasullóceano’)

De kernvraag in de nasleep van de economische crisis in Europa en de VS werd voorgesteld als een keuze tussen bezuinigen of uitgeven. Moeten overheden streng bezuinigen of schuldmakend uitgeven om de groei opnieuw te lanceren? De EU ging vooral voor de eerste optie, de VS koos grotendeels de tweede.
Om de grote verschillen te beschrijven tussen de degrowth-samenleving, die we voor ogen hebben en de westerse maatschappij waarin we vandaag leven, twee voorbeelden uit het nieuws.

  1. 11 november 2013 David Camerons toespraak. Hij riep op tot fundamentele culturele veranderingen. Hij veroordeelde nietsdoen en riep op tot de traditionele waarde van hard werken. ‘Simpel gezegd’, zei hij, ‘kan geen enkel land op de lange termijn slagen als capabele mensen worden betaald om inactief en zonder werk te blijven. Mensen zijn gevangen in de werkloosheid door hoge uitkeringen,.. en niemand zal enige beloning zien in niets doen of minder werken. Wij zorgen ervoor dat elk extra uur dat u werkt en voor elke extra baan die u aanneemt, u altijd beter af zal zijn.’
  2. 16 november 2013 Paul Krugman geeft commentaar bij een toespraak van Laurence Summers voor het IMF, waarbij Summers het spook opriep van een eeuwenlange stagnatie voor de Amerikaanse economie. ‘Wat telt, is dat geld rondgaat. Verberg geld of goud in grotten en laat bedrijven het opgraven, zoals ik eens voorstelde’, zegt Krugman. ‘Verzin een dreiging van niet-bestaande ruimtewezens en geef militaire bescherming. Of krijg de VS-ondernemingen zover dat ze alle werknemers uitdossen met cyborgs, met Google Glass en slimme horloges alom.’

 

Oppervlakkig gezien schijnen de twee vertogen ieder van een andere planeet te komen. Cameron pleit ervoor: werk hard en wijs genotzucht en plezier af. Op deze manier zal kapitaal zich ophopen en zullen bedrijven rijkdom produceren. In de huidige conjunctuur is er geen twijfel aan dat Camerons project een klassenzaak is, met herverdeling naar boven. De werkende klasse wordt gevraagd de broekriem aan te halen en het verlies te aanvaarden van een gratis, of door gemeenschappelijke rijkdom gesubsidieerde, dienstverlening, zodat de rijken niet te last van hoge belastingen hoeven te dragen om die gemeenschappelijke welvaart te ondersteunen bij afwezigheid van groei.

Het Keniaanse project (Krugman) lijkt daarentegen de werkgelegenheid van de werkende klasse op de eerste plaats te zetten.

Zowel Camaron als Krugman maken zich zorgen over investering. Zij verschillen van mening over het ‘hoe’, maar wat ze allebei willen is kapitaal zien circuleren en opnieuw aangroeien. Het tweede kenmerk dat ze delen is hun afkeer van nietsdoen. Voor Cameron is het probleem de werknemer die niet werkt, voor Krugman het kapitaal dat niet stroomt.

In tegenstelling daarmee zijn wij, degrowthers, niet bang van ledigheid of nietsdoen. Paul Lafargues ‘recht op luiheid’ is onze inspiratie. Een samenleving die zoveel middelen heeft ontwikkeld, kan zeker het recht op nietsdoen uitbreiden van de weinige rijken tot iedereen. Degrowthers zijn ook niet bang voor het nietsdoen van kapitaal - we verlangen ernaar. Degrowth impliceert kapitaal afremmen.

Het door Krugman en Summers voorgestelde uitgeven lijkt verspilling en onproductief op de korte termijn, maar is productief op de lange termijn. Het is een utilitair uitgeven waarvan het doel is om kapitaal te waarderen, zodat het niet inactief blijft en de circulatie en groei ervan opnieuw gelanceerd worden. Erger nog, impliciet in hun voorstel is de veronderstelling dat overheidsbeleid zich niet mag bezighouden met de betekenis van het leven en het scheppen van een politiek collectief.

Voor degrowthers, dwingt de huidige sociaal-economische ecologische crisis erop aan de zinloze groei van het kapitalisme te overwinnen door middel van een sociale dépense. Dépense verwijst naar een echt collectieve uitgave – een collectief feest, de beslissing om mensen die bezig zijn met spiritualiteit te subsidiëren, om te praten over filosofie, of om een bos met rust te laten - een uitgave die in strikt economische zin onproductief is. Praktijken van dépense branden kapitaal af en nemen het uit de sfeer van de circulatie, vertragen het. Zo'n collectieve verspilling is niet voor persoonlijk nut of voor het nut van het kapitaal. Zij streeft ernaar politiek te zijn. Ze biedt een proces waarbij een collectief zin kan halen uit het ‘goede leven’ en dit kan definiëren, waarbij individuen uit hun begoochelde en betekenisloos geprivatiseerde levens gered worden.

Veel milieuactivisten zullen het moeilijk hebben om een niet-utilitaire verspilling van hulpmiddelen te aanvaarden, omdat hun denkbeeld zo sterk vasthangt aan het idee van natuurlijke schaarste. Maar schaarste is sociaal. Al sinds het stenen tijdperk hebben we meer dan we nodig hebben voor een basis levensstandaard. De oorspronkelijke welvarende samenleving van Sahlins hadden geen ervaring van schaarste. Niet omdat ze veel hadden, maar omdat ze niet wisten wat schaarste betekende en dachten dat ze altijd genoeg hadden. Ze verbruikten wat ze verzamelden en ze namen nooit meer dan nodig. Opeenhoping drijft groei aan, verspilling niet.

Voor wie bezorgd is dat er niet genoeg middelen zijn om de basisbehoeften veilig te stellen, laat staan ze nutteloos te verspillen, laat ons even de ongelooflijke hoeveelheid middelen opmerken, die momenteel worden gebruikt in zeepbellen en spelen waar niemand iets bij wint, waarvan het doel niets anders is dan het kapitaal te doen rond gaan. Denk aan de enorme hoeveelheid middelen besteed aan professionele sport, nieuwe films en commerciële moderne kunst, financiële diensten of allerlei soorten positioneel verbruik (zoals de nieuwste auto's, huizen, gadgets.)

Een voetbalwedstrijd was 50 jaar geleden even leuk, toen sport werd beoefend door amateurs, en een film of schilderij is vandaag niet beter dan toen, ondanks de enorme hoeveelheden kapitaal die circuleren voor de financiering en de marketing van sport en kunst. Ferrari’s voor iedereen is een ongrijpbare droom van de groei, maar als iedereen een Ferrari heeft, zal de Ferrari de Fiat zijn van zijn generatie.

Het uitgangspunt van een moderne samenleving is het recht van elke persoon om middelen te verzamelen ver voor bij de basisbehoeften en ze te gebruiken voor het realiseren van wat hij of zij denkt dat een goed leven is. Voorbeelden: zich bedrinken, alle spaargeld uitgeven in het casino, privé party’s organiseren met champagne en kaviaar voor zijn of haar omgeving , bij elkaar vergaarde middelen verspillen aan luxe hobby's of buitenissig winkelen, of mooie lichamen van vrouwen en mannen leasen voor georganiseerde VIP-party’s. Als gevolg hiervan moet het systeem voortdurend groeien om eenieder de mogelijkheid te bieden dit recht na te streven. De hypothese die wij hier naar voren brengen luidt: het was het verstikken van zowel particuliere als sociale dépense dat leidde tot een mislukking van het uiteindelijk instorten van deze regimes.

In de degrowth- samenleving die wij ons voorstellen zal dépense worden teruggebracht naar de publieke sfeer, maar soberheid zal het individu kenmerken. Deze oproep voor persoonlijke soberheid is niet in naam van financiële tekorten, ecologische grenzen of morele gronden. De protestantse oproep van de aanhangers van zuinigheid is niet de onze. Onze claim voor soberheid is gebaseerd op de veronderstelling dat individueel de zin van het leven vinden een illusie is. In je eentje betekenis vinden is een illusie die leidt tot ecologisch schadelijke en sociaal onrechtvaardige uitkomsten, omdat ze niet voor iedereen kan worden volgehouden. Het sobere subject van degrowth dat wij voor over ogen hebben streeft niet naar privé-vergaren van dingen, omdat hij of zij vrij wil zijn van de noodzaak om individueel de betekenis van het leven te vinden. Mensen moeten zich, om zo te zeggen, minder serieus nemen en genieten van het leven, en vrij van ondraaglijk gewicht van onbeperkte keuze.

Net als de pianist in La leggenda del pianisatasullóceano weten we wel dat je geen piano met oneindig veel toetsen moet verlangen. Net als pianist zal hij of zij altijd de voorkeur geven aan een beperkt instrument, boven een onbegrensde stad. De mens vindt betekenis in relaties, niet in zichzelf. Bevrijd van dwang om individueel de zin van het leven te vinden, kan hij of zij zich wijden aan een dagelijks leven gecentreerd rond zorg en reproductie en deelnemen aan de democratisch bepaalde maatschappelijke dépense. Dit is terug te vinden bij nutopistenen eco-gemeenschappen, onder de back-to-the-landers en deelnemers aan de stadstuinen.

Het koppel ‘persoonlijke soberheid/sociale dépense’ moet in plaats komen van het koppel ‘sociale bezuinigingen/individuele excessen’. Ons dialectisch denkbeeld is ‘politiek’ in de diepe zin van het woord.

Een degrowth-samenleving zou nieuwe instellingen moeten opbouwen om op een collectieve manier te kiezen hoe, aan de ene kant, haar middelen te wijden aan de basisbehoeften, en anderzijds aan verschillende vormen van dépense. Het politieke eindigt niet met bevrediging van basisbehoeften, het begint daar. De keuze tussen collectieve feesten, Olympische spelen, met rust gelaten ecosystemen, militaire uitgaven of reizen naar de ruimte zal er nog zijn. Het gewicht op democratie en ‘beraadslagende’ instellingen zal meer intens zijn dan nu, waar het dogma van de groei en de continue herinvestering de moeilijke vragen heeft ontweken over wat wij willen doen, zodra we genoeg hebben. De politieke economie zal weer geïnteresseerd zijn in het heilige. En de economie van bezuinigen voor het grootste en privéplezier voor weinigen, zal haar plaats afstaan aan een economie van gemeenschappelijk feest voor alle sobere individuen.