28 Sociale grenzen aan groei

dit is een persoonlijke samenvatting

Sociale grenzen aan groei

Boven een bepaald niveau van economische groei, dat de elementaire materiële behoeften vervult, gaat een stijgend deel van de inkomsten naar zogenaamde ‘positionele goederen’ (een dure auto, een duur huis, etc.). De toegang tot deze goederen markeert iemands positie in de samenleving en is afhankelijk van de relatieve inkomenspositie. In tegenstelling tot normale goederen geldt: hoe meer wij van een positioneel goed hebben, hoe minder voldoening we er aan ontlenen. Positionele goederen zijn schaars. Per definitie kan niet iedereen een hoge status hebben. Economische groei kan nooit voldoen aan de wens naar positionele goederen, erger nog: groei maakt positionele goederen minder toegankelijk. Naarmate er materieel meer mogelijk is en de economie productiever wordt, wordt positionele consumptie, begrensd als ze is, duurder. Kijk maar naar de stijgende prijs van een huis met een mooi uitzicht. Positionele goederen signaleren daarom de sociale grens van de groei, namelijk een grens van wat groei kan leveren.

Juist het verlangen naar toegang tot de positionele goederen in de rijke economieën wakkeren het verlangen naar groei aan.

Tegelijkertijd betekent dit een verschuiving van geld van ‘maatschappij’ naar ‘individu’ en daarin schuilt het gevaar. In feite wordt in welvarende samenlevingen een toenemend deel van het sociale inkomen besteed aan particuliere, positionele consumptie, terwijl de publieke goederen, die de levenskwaliteit voor allen zouden verbeteren, minder aandacht krijgen.

Positionele consumptie verhoogt ook de kosten van de vrije tijd, ze maakt vrije tijd minder aantrekkelijk, ondermijnt convivialiteit (gemeenschapszin) en vermindert de tijd die besteed wordt aan familie, vrienden, gemeenschap of politiek. Tijd wordt een boekhoudkundige kwestie en steeds meer gewaardeerd in geld. Gevolg is dat de sociale verhoudingen in toenemende mate commercieel worden. Vermarkting is ook het resultaat van inpalmen, dat wordt gedaan om een bevoorrechte toegang tot positionele goederen te behouden, bijvoorbeeld een privéstrand.

In een vicieuze cirkel waarin meer en meer goederen en diensten onder de heerschappij van het geld en positionele concurrentie komen, wordt de liefde voor geld verder opgeblazen waarbij sociale relaties en sociale waarden en normen nog meer worden ondermijnd.

De relatie met ‘degrowth’ is helder. Het is niet enkel dat de groei niet eeuwig zal duren of dat hij oneconomisch wordt vanwege de sociale en milieukosten. Het is dat die groei zinloos is, een doel zonder reden, het nastreven van een ongrijpbare droom.

Als stijgende productiviteit en groei positionele goederen duurder maken, dan zal ‘degrowth’ ze minder duur maken, het welzijn verhogen en collectieve middelen bevrijden uit onnodige positionele consumptie. Een ontgroeid traject kan op deze manier leiden tot een verbetering en niet een verslechtering zoals vaak wordt beweerd, van basisbehoeften zoals onderwijs, gezondheidszorg of publieke werken.

In de ontgroei literatuur wordt vooral verband gelegd met vrijwillige eenvoud, onthouding van positionele en opzichtige consumptie. Dit is fout: positioneel verbruik is geen persoonlijke ondeugd. Het is een structureel maatschappelijk verschijnsel, waarnaar individuen zich schikken om erbij te blijven horen. De ‘ratrace’ verlaten en sober gaan leven houdt pioniers-risico's in, zoals verminderd aanzien, minder baanmogelijkheden en verlies van inkomsten.

 

Als het probleem structureel is, dan moet de oplossing ook structureel zijn. De oplossing die economen aandragen is dat overheden positionele goederen duur maken.
Een tweede, verwante, kwestie is of positionele concurrentie binnen het kapitalisme kan worden getemd met belastingen en regelgeving.
Of dergelijke oplossingen een transitie betekenen uit het kapitalisme is de vraag.
Voor de dynamiek van het kapitalisme zijn ongelijkheden eerder van centraal dan van incidenteel belang. Ongelijke toegang tot positionele goederen houdt een algemene onverzadigbaarheid in stand, die essentieel is wil het kapitalisme voortdurend sociale energie uit iedereen zuigen, zelfs nadat materiële behoeften zijn voldaan. Maar ook: terwijl positionele goederen, geld en concurrentie in alle menselijke samenlevingen hebben bestaan, is het alleen het kapitalisme dat ze heeft bevrijd van de grenzen van allerlei gebruiken en religie, waarin zij voorheen werden ingeperkt.

Onverzadigbaarheid van mensen heeft psychologische wortels, maar het is het kapitalisme dat het tot de psychologische basis van de beschaving maakte.

Niet-kapitalistische samenlevingen hadden daar alle hun eigen oplossing voor, die erop neerkomen dat niemand veel machtiger werd dan een ander en/of dat deze macht sociaal werd gecontroleerd.

Hoewel de concurrentie voor positionele goederen een structureel probleem is, kan de oplossing nooit alleen van bovenaf opgelegd worden. Ze moet deel uitmaken van een ethisch politiek project van zelfbeperking, eenvoud en gelijkheid waaraan de leden van een collectief stuk voor stuk willen meedoen.